Het slijpen van cabochon (3) | NL
Dit slijpsel, alhoewel zeer oud in de geschiedenis van de edelstenenbewerking, is zeer gewild voor de niet-doorschijnende kleurstenen en mineralen zoals malachiet, lapis lazuli, rodochrosiet, rhodhonite, onyx, opaal, koraal, tijgeroog, agaat, jade, sodalite, enz. In het kort kan men zeggen dat alle polijstbare stenen in cabochon kunnen geslepen worden, o.a. ook de niet zoveel voorkomende pyriet, fossielen en andere. Ook van doorzichtige stenen, vooral kleurstenen (halfedelstenen), zoals alle kwartsen (amethyst, rookkwarts, kwartsen met rutiel of met dendrieten enz.) kan men cabochon maken, alsook van aquamarijnen, citrien, granaten, en natuurlijk ook van robijnen, smaragden en saffieren die tot de edelstenen behoren, hiervoor neemt men meestal de minder zuivere kwaliteiten.
De cabochon brengt ook de "sterren" die voorkomen in o.a. de saffieren en robijnen tot hun volle waarde, deze soort van stenen zal men dan nooit facetteren. Van een ruw doorschijnend kristal zal men meestal het zuiverste deel in volle facettering bewerken en de minst zuivere of doffe delen tot cabochon verwerken. Ook zijn de stenen met dendrieten en rutielnaalden zeer geschikt om als cabochon geslepen te worden. Dit zijn heldere stenen waarin men goudkleurige naalden zal zien, zoals kleine landschappen of andere geheimzinnige vormen zal kunnen bewonderen.
De slijpvormen variëren tot in het oneindige. Indien de grondstof duur is, zal men de vormen zo slijpen waarbij het meeste gewicht kan behouden worden. Voor de goedkopere grondstoffen daarentegen zal men de vormen slijpen naar behoefte of verlangen en vooral op de standaard maten voor de juwelen industrie. In beide gevallen zal men altijd trachten de mooiste kant als bovenkant te nemen, zowel voor het behoud van de kleur als voor de natuurlijke tekeningen die in de steen voorkomen.
Het probleem wordt delicater bij het slijpen van de cabochon "katoog" en "ster" waar men de richting van de C-as moet bepalen vòòr het zagen of het slijpen. In dit geval is men verplicht in die richting te werken. Dit geldt ook voor de opalen, maanstenen, tijgeroog, andere kwarts en alle geradieërde structuurstenen.
Het slijpmateriaal
Dit bestaat uit verschillende slijpstenen, enkele polijstschijven en een motor (beschermd) en waterafkoeling. De toebehoren zijn houten of aluminium stiften, was (kit), verwarmingstoestel en alcohol.
De bewerking
Eerst wordt de ruwe steen gereinigd met 'methanol'. Dit is een belangrijke factor vermits de steen altijd vettig kan zijn door het vasthouden in de handen of door olie doordrongen om beter de kleur te bepalen, enz. Dit is ook een gouden regel die moet toegepast worden bij het facetteren. Het is altijd spijtig als men een steen bijna heeft afgewerkt, dat hij dan loskomt (dit verplicht het volledig herslijpen) vooral als het te wijten is aan een kleinigheid die kan vermeden worden. De volgende fase is het kitten. Voor de beginner is het aangeraden een niet te klein ruw stuk te nemen van ongeveer 2 à 3 cm diameter, dit is een goede maat om het vak te leren.
Bij voorkeur neemt men een kwarts, o.a. amethyst of rookkwarts, welke soorten ook het voordeel hebben niet te broos, noch te hard en goed polijstbaar te zijn.
|