Het slijpen van gekleurde stenen en diamant in de vroegere water-slijperijen : Wasserschleifen | NL
Gelegen langs kleine rivieren zijn de overgebleven slijperijen van gekleurde stenen heden meer curiosa, meestal omgebouwd in musea. Ze dienen als attractie voor toeristen in de Jura en in de streek van Idar-Oberstein. De meeste van deze centra zijn begin vorige eeuw verdwenen.
Het gebied van Idar en Oberstein was sinds de Romeinse tijd bekend voor de afzetting van kleurstenen en mineralen gevonden in de bedding van de rivier.
Toch is het interessant om een beetje meer te weten over de geschiedenis van deze regio's waar de lokale industrie in sommige gevallen het vitale centrum was van verschillende dorpen en zelfs van hele de regio, die slechts de bewerking van deze mineralen en stenen hadden om te overleven. Daarnaast vormde deze bedrijfstak ook een familie-erfgoed. Een honderdtal jaren geleden kenden de slijpers een hard leven met het minste comfort. Zij hadden het minstens even zwaar dan de mijnwerkers en de arbeiders die in de opkomende industriële revolutie zwoegden.
In de winter moest het ijs van de rivier gebroken worden om het waterrad terug te laten draaiende en soms te herstellen. Het was slechts een paar uur per dag mogelijk om de stenen af te werken wegens gebrek aan licht, terwijl de rest van de dag besteed werd aan de voorvorm.
In de zomer moest de rivier op niveau gehouden worden want deze had de neiging om op te drogen en was men verplicht stuwdammen te bouwen.
De meeste slijpers waren ook boeren die tegelijkertijd hun land moesten bewerken en hun vee verzorgen omdat het slijpen geen regelmatige job was.
Maar laat ons eerst de slijperij bekijken.
Zoals zijn naam het al doet vermoeden moest deze slijperij zich naast een rivier bevinden, die de drijvende kracht was.
De slijperij werd gebouwd in hout, zelden in steen. Water was de stuwkracht die de rotatie van een enorm waterrad aandreef en die op zijn beurt tandwielen, waardoor er voor de rotatie werd gezorgd (door platte riemen of transmissiestaven) van een reeks slijpstenen in zand (silicium) met een diameter van ongeveer 3 m en een breedte van ongeveer 0,30 meter. Zij roteerde in het midden van de werkplaats en 2 arbeiders konden zo aan hetzelfde wiel werken.
Dankzij de grote tandwielen, werd de snelheid aanzienlijk verhoogd om de gewenste glans te kunnen geven; de slijpsteen werd continu besproeid met water om oververhitting te voorkomen. De slijperij bezat zo 3 tot 5 wielen met verschillende korrels, ruw voor de voorvorm, tot gladde voor het fijn polijsten (in hout, katoen of metaallegering).
|