BEPALEN VAN DE OORSPRONG DER EDELSTENEN | NL

In de praktijk zal een gemmoloog vooral zich steunen op de studie van de insluitsels van de edelstenen teneinde hun vindplaats te bepalen .
Het is tegenwoordig ondenkbaar een steen te expertiseren zonder rekening te houden met de besluiten voortspruitend uit het nauwgezet onderzoek van zijn interne eigenschappen. Deze studie laat niet alleen toe de natuurlijke stenen van de synthetische te onderscheiden maar draagt er eveneens toe bij de plaats van herkomst te kunnen bepalen.

Het ontstaan van een kristal in de diepten der aarde geschiedt niet afzonderlijk. Het kristal groeit gelijktijdig met andere elementen en hierdoor worden sommige kristallen in andere ingesloten vòòr, tijdens en na de kristallisatie. (Protogenetisch, Syngenetisch, Epigenetisch) De insluitsels van elke steen zijn verschillend en hij krijgt hierdoor zijn eigen kenmerken. De analyse van de insluitsels is echter ingewikkeld daar er meerdere honderden variëteiten van kristallen bestaan die insluitsels vormen. De expert kan dank zij bepaalde gemmologische technieken in veel gevallen de aard van de steen bepalen. Het onderzoek met de refractometer, de microscoop en de ultra violette stralen (zoals in de traditionele laboratoria gebruikelijk is) kan afzonderlijk slechts een minimale determinatie geven.
 
Indien ze daarentegen in coördinatie gebruikt worden en vergezeld van een goede interpretatie van de microscopische, fysische en scheikundige kenmerken, komt men onvermijdelijk tot betrouwbare conclusies.
 
In welke mate kan men de vindplaats van een gem bevestigen met zekerheid?
 
Laten we het voorbeeld nemen van de smaragd van Columbia. In de gemmologie weten we dat deze smaragd de enige is die de zogenaamde driefasige insluitsels vertoont samen met vloeibare insluitsels die men de "jardin d'émeraude" noemt. Men heeft bij het ontdekken van nieuwe vindplaatsen van smaragden ondervonden dat het onderscheid van deze karakteristieken moeilijker wordt, indien men al de punten van de analyse niet zorgvuldig in acht neemt.
 
Smaragden uit Pakistan hebben eveneens gekartelde insluitsels, gevuld met vloeistof, vertonen. In dat geval hebben ze ook gebreken in de kristalvorming van primaire syngenetische orde , die voorkomen onder de vorm van minuscule holten die zich gevuld hebben met een xenogene waterige vloeistof tijdens de kristallisatie. Scheikundig is deze vloeistof oorspronkelijk zuiver. Tijdens de condensatie voorkomend door de temperatuurwisselingen, heeft zich een tweefasige insluitsel gevormd bestaande uit een vloeibaar en gasvormig mengsel.
 
Indien daarentegen de vloeistof zeer onzuiver was geweest zou ze een derde fase van insluitselvorming teweeggebracht hebben; d.w.z. een secretie van een minuscuul kristal. De tweefasige of driefasige insluitsels lopen of evenwijdig aan de voornaamste groeirichting van het kristal of aan de oppervlakte van het kristal.
 
In de laboratoria van de universiteit van Mainz in Duitsland , heeft men tijdens het onderzoek van insluitsels van een smaragd afkomstig uit een mijn van Cobra in Zuid Afrika, een driefasig insluitsel ontdekt in het midden van de andere mica insluitsels die typisch zijn voor de smaragden uit die streek. Dit is echter een uitzondering daar men niet mag vergeten dat deze stenen ontstaan in een pegmatisch en pneumatologisch midden.
 
Voor een gemmoloog is de studie van de refractie en de dichtheidsbepaling vanzelfsprekend voldoende om een onderscheid te kunnen maken
 
voorbeelden

  • smaragd van Columbia
    refractie-index : 1 , 5 7 à 1 ,58
    dubbelbreking : 0,005 à 0,006
    dichtheid : 2,68 à 2,69
     
  • smaragd van Pakistan
    refractie-index : 1 ,59 à 1 ,59-7
    dubbelbreking : 0,007
    dichtheid : 2,76 à2,77
     
  • Afrikaanse smaragd
    refractie-index : 1,58 à 1,59
    dubbelbreking : 0,007
    dichtheid : 2,75 à 2,76

In de vindplaatsen van Itabira , in het hoogland van Brazilië, Minas Geraïs, heeft men smaragden opgedolven van een zeer mooie kwaliteit met driefasige insluitsels .
 
Men kan zeker hun oorsprong bepalen aan de hand van volgende gegevens: brekingsindex 1,58-1;59, dubbelbreking van 0,009 en een dichtheid van 2,71 tot 2,74
 
Uiteindelijk kunnen we met zekerheid besluiten dat een smaragd van Columbiaanse oorsprong is wanneer hij een brekingsindex van circa 1,57 à 1,58 heeft en een dichtheid van 2,68 & 2,69 en eveneens een driefasig en gekarteld insluitsel en een romboëdrisch calsiet of pyriet kristal. Anderzijds zal een smaragd met een brekingsindex van 1,58 à 1,59, een dichtheid van 2,7 en een aanwezigheid van insluitsels van tremolietnaalden, ongetwijfeld afkomstig zijn uit Sandawana.
 
Men mag echter de tremolietinsluitsels van deze Afrikaanse smaragden niet verwarren met die van de smaragden van Habachtal in Oostenrijk.
 
De tremolietnaalden in de stenen van Sandawana zijn fijner, langer en soms gebogen terwijl die van Habachtal kort en massief zijn. De tabel met de verschillende brekingsindexen en de dichtheid van de smaragden is dus zeer nuttig om met juistheid hun herkomst te bepalen.
 
Dit voordeel hebben we echter niet voor de korund t.t.z. de robijnen en de saffieren. Voor deze stenen is een microscopisch onderzoek van de insluitsels noodzakelijk. De zeer bekende Birmaanse robijnen onderscheiden zich van de Thailandse robijnen oftewel de Siam-robijnen door hun insluitsels die bestaan uit rutielnaalden en octaedrische spinellen.
 
De Siam-robijnen bevatten zelden rutielnaalden maar hebben typische insluitsels zoals ondoorschijnende bruine granaatkristallen en pyrotietkristallen met metaalglans. Deze pyrotietkristallen zijn dikwijls gealtereerd in goetietkristallen met een zwart metaalachtig uitzicht. Naast deze insluitsels bemerkt men tevens doorschijnende hexagonale apatietplaatjes. Deze kristallen zijn omgeven met vocht en bevinden zich dichtbij de groeirichting van het kristal.
 
De robijnen van Ceylon, huidig Sri-Lanka, zijn zeer lichte robijnen en gelijken op de Birmaanse robijnen met de zelfde tonaliteit daar ze ook dikwijls rutielnaalden bevatten, die echter wel langer en fijner zijn. De robijnen van Tanzania bevatten zoals de Thailandse geen rutielnaalden maar daarentegen veel meer groeilijnen.
 
Bij onderzoek met ultraviolette stralen onderscheiden de Birmaanse robijnen zich van de andere door hun zeer uitgesproken fluorescentie.
 
De Thailandse robijnen blijven daarentegen onveranderd onder de ultraviolet wegen hun belangrijk ijzergehalte." Men moet echter in acht nemen dat sommige Birmaanse: robijnen neiging hebben tot een mindere fluorescentie wegens een te hoog chroomgehalte en aldus zouden kunnen verward worden met de Thailandse robijnen. Het grote verschil in ijzergehalte enerzijds en in chroomgehalte anderzijds geeft een precieze indicatie voor het identificeren van de oorsprong van de robijnen.
 
SAFFIEREN
De Australische saffier is zeer gemakkelijk te herkennen wegens zijn zeer donker blauwgroen kleur en zijn zeer brede absorptieband aan 450 nanometer onder de spectroscoop. De Birmaanse saffier. Men baseert zich op de aanwezigheid van dikke en korte rutielnaalden, die zeer opeengepakt zijn, wat een zijdeachtig aspect aan de steen geeft dat bij geen enkele andere saffier voorkomt. De saffier van Sri-Lanka vertoont eveneens rutielnaalden maar ze zijn langer en fijner en deze steen heeft vooral typische zirkooninsluitsels die omgeven zijn door een halo en barstjes.
 
De diagnose stellen van een zuivere saffier zonder insluitsels en met een diepblauwe kleur is echter veel moeilijker.
 
Velen beweren dat men een saffier van Kasjmir kan onderscheiden van de andere door zijn fluweelachtige blauwe kleur. Men heeft echter ontdekt dat de enige kenmerken van deze steen het wolkachtig aspect, veroorzaakt door minuscule barstjes gevuld met een vloeistof, hierdoor krijgt de steen zijn fluweelachtig uitzicht. Deze categorie saffieren komt zelden voor op de wereldmarkt en hierdoor zijn er weinig gegevens over de studie van hun insluitsels. Bovendien zijn de mijnen van Kasjmir sedert 1970 gesloten en zijn deze edelstenen bijgevolg zeer zeldzaam geworden (behalve smokkel).
 
Uit deze uiteenzetting besluiten we dat een expert altijd nauwgezet te werk moet gaan. Maar ondanks dit alles kan men in sommige gevallen de herkomst van een steen niet met zekerheid bepalen.
 
De innerlijke waarde van een edelsteen wordt echter niet beïnvloed door zijn plaats van herkomst maar wel door zijn kwaliteit(kleur, zuiverte, glans, enz.).
 
Om deze reden wordt de herkomst van de edelstenen nooit op de echtheidsrapporten gemeld.